Ademwerk wordt voornamelijk gebruikt om contact te
maken met beperkte of onderdrukte emoties. Deze vorm van ademwerk wordt
toegeschreven aan het werk van Wilhelm Reich. Hij staat bekend als de pionier
van een psychotherapeutische benadering, die zich concentreerde op de
zowel psychische als somatische aspecten van het karakter van een
client. Tijdens het werken met clienten merkte hij op, dat zij hun emoties
onderdrukten door middel van chronische spierspanning, lichaamshouding en
ademhaling. Hij noemde dit pantsering, wat hij zag als hét fysieke middel waarmee
clienten hun angsten in bedwang hielden. Reich merkte op dat deze pantsering functioneel
identiek is aan de karakterweerstanden van de client. In die zin, dat beiden
gewoonlijk onbewust zijn en als verdediging dienst doen om angst af te weren. Na verloop van tijd begon Reich op een meer directere manier te werken met de
patronen van pantsering. Hij begon zijn therapie analytische vegetotherapie te
noemen. Hij wilde daarmee zich
onderscheiden van de gesprekstherapieen van zijn collega’s. Maar ook om aan te
geven dat hij bezig was met de samenhang tussen het vegetatieve zenuwstelsel en
emotionele repressie. Door de fysiologische aspecten in de houding, en het
voorkomen van de client waar te nemen, ontdekte hij dat chronische patronen van
spierspanning een directe associatie hadden met stoornissen in de ademhaling.
Deze ontdekkingen leiden Reich tot de conclusie dat beperkingen met volledige
in- en of uitademing een kenmerk waren van neurose. Want zo zei hij dat geen enkele neurotisch persoon in staat is om in één inademing zowel
gelijkmatig als diep uit te ademen.